ververlende puberIn het Burgerlijk Wetboek is een mogelijkheid opgenomen voor de rechter om de alimentatieverplichting voor bloed- en aanverwanten te matigen in in geval van wangedrag van de alimentatiegerechtigde.

Deze bevoegdheid tot matigen geldt alleen ten aanzien van een jong-meerderjarige bloed- en/of aanverwant en niet ten aanzien van een minderjarig kind. Gedragingen van de minderjarige onderhoudsgerechtigde noch gedragingen van een derde (de moeder) kunnen wettelijk een grond vormen om de bijdrageverplichting te matigen.

In de praktijk is de toepassing van de matigingsgrond beperkt tot gedragingen van de jong-meerderjarige tegenover zijn of haar ouder. Het moet dan gaan om zodanige gedragingen van de jong-meerderjarige, dat verstrekking van levensonderhoud naar redelijkheid niet of niet ten volle van de alimentatieplichtige kan worden verlangd.

Daarbij geldt dat het niet per se misdragingen van het kind hoeft te betreffen. Ook andere gedragingen die grievend zijn voor de onderhoudsplichtige ouder kunnen leiden tot matiging. Uit eerdere rechtszaken blijkt, dat ook niet het gedrag op zich, maar het door het kind bij zodanig gedrag vragen om financiële ondersteuning van de onderhoudsplichtige ouder een dermate kwetsend karakter voor laatstgenoemde kan hebben dat van betrokkene de gevraagde onderhoudsbijdrage in redelijkheid niet of niet ten volle kan worden verlangd.

Deze matigingsbevoegdheid van de rechter kan van belang zijn wanneer het meerderjarig kind de studie niet serieus beoefent. Ook kan het zo zijn, dat matiging kan worden toegepast in gevallen waarin ouders het zeer oneens zijn met de keuze van de studie, die zij zouden dienen te bekostigen. Geconcludeerd wordt dat matiging in de hierboven genoemde gevallen slechts zelden zal kunnen worden toegepast,  nu er volgens het Burgerlijk Wetboek (art. 1:399 BW) sprake moet zijn van zodanige gedragingen van het kind dat verstrekking van het levensonderhoud naar redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het enkele weigeren door de jong-meerderjarige van contact met de ouder geen grond kan vormen voor beperking van de voor de ouder verplichting tot het verstrekken van een bijdrage in het levensonderhoud. Het verbreken van contact door de jong-meerderjarige kan samenhangen met de scheidingsproblematiek van de ouders of het aangaan van een nieuwe relatie na de echtscheiding door een van de ouders, terwijl het kind daaraan nog niet toe is.

Rb Haarlem 12-07-2005: Het is de rechtbank voorts bekend dat de extreme uitlatingen van de kinderen en de reacties daarop van de ouders aanvankelijk vaak tot een verwijdering tussen beiden leiden maar dat na verloop van tijd de relatie, juist omdat het familiebanden betreft, weer hersteld kan worden. Niet kan worden gesteld dat het redelijkerwijs niet van de vader verlangd kan worden dat hij bijdraagt in de kosten van studie en levensonderhoud van de zoon.

Enkele omstandigheden die hebben geleid tot matiging of beëindiging van de alimentatieverplichting:
– meerdere malen uiten van doodsverwensingen door het kind
– geen contact; alimentatie leidt tot medisch onaanvaardbare consequenties of spanningsklachten bij de vader
– gedragingen van kind; betaling alimentatie leidt tot psychische spanningen bij de vader
– wijzigen achternaam zonder vader te informeren
– diverse incidenten tussen kind, zijn/haar partner en vader; verzwijgen van stoppen met studie en inkomsten